I Custodi
I Custodi (in het nederlands ‘de bewaarders’) nemen een belangrijke taak op zich: het terroir beschermen, tradities intact houden en respect tonen voor de wijnbouwer als mens. Een uil, sinds de Oude Grieken symbool voor het bewaren van kennis, is hun logo.
Vanuit deze waarden en liefde voor een buitengewoon mooie streek als die van de Etna, waar de mens meer dan 2000 jaar geleden de eerste druiven plantte, ontstaan de wijnen van I Custodi. Ze zijn de vrucht van de genereuze, vulkanische bodem en haar mineraliteit, de koude nachten op la Muntagna (dé berg als antonomasie) en de Siciliaanse zon.
Gezonde druivenstokken van verschillende leeftijden, elk ondersteund door een paal van kastanjehout, zijn zeer dicht beplant (9000 stokken per hectare) op terrassen van droge lavasteen. Ze worden in complete harmonie met de omgeving geteeld door de handen van de wijnbouwers, de ezel Ciccio en de kennis van I Vigneri, het consorzio van Siciliaanse wijnbouwers die kennis en traditie doorgeven van generatie op generatie. I Custodi werken op natuurlijke wijze zoals al honderden jaren en langer wordt gewerkt op de Etna, zonder chemische producten, met respect voor personen, het landschap en de natuur.
L’ETNA TRA I GRANDI TERROIR EUROPEI
“De laatste twintig jaar heeft het werk van enkele visionaire wijnbouwers, met op de eerste plaats Salvo Foti, oenoloog van I Custodi, de renaissance van wijnbouw op de Etna mogelijk gemaakt. Vandaag neemt de Etna haar rechtmatige plaats in tussen de grootse Europese terroirs”
Il territorio
De Etna regenereert zichzelf voortdurend: de frequente erupties zorgen ervoor dat de vulkaan nooit hetzelfde is als ervoor. In de loop van miljoenen jaren hebben de opeenvolgende lavastromen een zeer gevarieerd terrein gecreëerd. Deze kracht doet nieuwe biologische variëteiten ontstaan en het is dezelfde kracht die de bewoners van la Muntagna in zich dragen.
Het microklimaat van de Etna wordt gekenmerkt door extremen: strenge, bijna alpiene, wintertemperaturen, maar in de zomer brandt de Siciliaanse zon. Dan laat de droogte van het zanderig, vulkanisch terrein zich voelen. Enkel met hard labeur kunnen de wijnbouwers het klein beetje vocht in de aarde vasthouden zodat de planten niet afsterven.
De druivenplanten lijden, maar dit lijden is een stimulus: de planten geven weinig fruit, maar zeer rijk aan smaak. Niet zoet en geconcentreerd, maar steeds evenwichtig en met de juiste zuurtegraad. Carricante, minella, grecanico, malvasia, visparola zijn de witte, autochtone druivensoorten. De rode zijn nerello mascalese, nerello cappuccio, alicante. De verschillende variëteiten staan gewoonlijk zij aan zij in gemengde wijngaarden.
Artisanale wijnbouw op de Etna kost tijd, middelen en veel energie. Maar I Custodi willen niet naar hulpmiddelen grijpen die hen het leven makkelijker maken, want enkel met respect voor de tradities kunnen ze de wijnen maken die ze willen maken. De wijnstokken worden ad alberello (klein boompjes) geteeld, met hoge dichtheid tot bijna 10.000 planten per hectare. Omdat de wijnmakers elke plant met de hand verzorgen zijn nauwelijks bemesting of andere behandelingen nodig. De oogst gebeurt laat op het jaar en enkel de gezonde en natuurlijk gegroeide druiven worden geplukt. Het resultaat zijn grootse wijnen met een onmiskenbaar karakter dankzij de Etna.
La cultura del vino sull’Etna
In oude legendes, verslagen van reizigers en natuurliefhebbers, kunstwerken, gedichten en verhalen vindt men bewijzen dat sinds mensenheugenis aan wijnbouw gedaan werd op de Etna. Hier zorgen het zeer specifieke microklimaat en de vruchtbaarheid van de vulkanische bodem voor een ideale omgeving. Sinds het tijdperk van de Siculi, een beschaving die drieduizend jaar geleden het oosten van Sicilië bewoonde, stonden de druivenplanten en wijn centraal in het leven van de bewoners van de Etna.
En sindsdien is er weinig veranderd in de wijnbouwmethoden. De manuele druivenpersen die tot enkele jaren geleden gebruikt werden, lijken dezelfde als beschreven door Catone in 160 v. Chr. De snoeivorm ad alberello bleef ongewijzigd voor dertig eeuwen en bovenal de beplanting van de druivenstokken geordend per quincunx – elke druivenstok bevindt zich op dezelfde afstand tot de omringende stokken, zoals de stand van vijf stippen op een dobbelsteen – is dezelfde en meest gebruikte door de Oude Grieken en Romeinen.